HIP-TIME MAGAZINE 109
Het is ‘m niet hoor, maar de man met in zijn hand de overbekende L.C. draagtas, pet en op klompen - toch een minder vertrouwd beeld in het Heerenveen van de tachtiger jaren van de vorige eeuw - lijkt wel erg veel op de bekende Jeen van der Berg. Zeker is dat hij duidelijk plezier heeft in deze situatie, want van zijn gezicht is een stralende lach én binnenpret af te lezen. Hij is zich kennelijk zeer bewust van de fotograaf. Laatst genoemde heeft ongetwijfeld ook plezier gehad met het maken van deze foto door optimaal te profiteren van dat rimpelloze spiegelende oppervlak van het water van de Kolk. Zoals met veel foto’s in het museum Heerenveen is dit nummer 01870 ook slechts voorzien van informatie, die iedereen al weet bij de eerste aanblik, namelijk: ... Heerenveen ... van Harenspad ... de Kolk ... fiets-en voetgangersbrug. Opnieuw dus een beeld van een onbekende fotograaf en de zeer ruime datering: jaren ’90.
Topografisch is verder nog te wijzen op het rijtje huizen aan de Nieuwburen, waarvan het grote herenhuis historisch toch nog wel even de moeite waard is daarover het een en ander te vertellen.
De gevel van het blokvormige pand aan het begin van de Nieuwburen is het hoekpand met de Van Kleffenslaan en adresseert zich als Nieuwburen no. 8. Dankzij de adresboekjes van Heerenveen weten we dat in ieder geval vanaf 1914 tot zeker het jaar 1966 het in gebruik is geweest door zeker twee generaties kleermakers uit de familie Nauta: Jan Arends en Arend Jans. In een oudere versie van haar bestaan - volgens de kadastrale minuutkaart van 1832 - zijn er zelfs drie kleine woningen aan een steeg, welke doodloopt tegen de destijds nog aanwezige wijk als onderdeel van het grachtennetwerk om de ‘adellijke’ behuizingen van Heloma, Scheltinga en Oenema. Later vormde dat een natuurlijke barrière om het scholencomplex, de begraafplaats, de gemeentetuin en de gasfabriekgebouwen, maar tegelijk een mogelijkheid om per praam vracht te vervoeren (kolen voor de gasfabriek; mest voor de tuinderij; afvoer van afval).
Het volgende huis aan de Nieuwburen met no. 10 is een pand met een geschiedenis, waaraan de naam van twee belangrijke ‘executeurs’ zijn verbonden. Een ‘executeur’ is een man, die de rechterlijke uitspraken die door grietman werden genomen - met name in de civiele en criminele sfeer - ten uitvoer moest brengen. Daarbij beschikt hij dan over de hulp van ‘assistenten’ (in Friesland: soms ‘bysfeinten’ genoemd). Na de franse omwenteling wordt de executeursfunctie veelal gecombineerd met ‘bode’-werkzaamheden en ‘deurwaarders’-akties, uiteraard alles nog in opdracht van de grietman, maar ook van de nieuwe rechterlijke organisatiestructuur van het vredegerecht. Twee generaties Gorter-personen hebben deze functie van harte uitgeoefend. Sjoerd Wigles Gorter (1744-1822) blijkt in de franse tijd dit ambt te hebben gepraktiseerd en zoals gebruikelijk in die tijd wordt hij daarin opgevolgd door zijn zoon Wigle Sjoerds Gorter. Hoewel deze uit het goede hout blijkt te zijn gesneden is hij minder fortuinlijk voor wat betreft zijn gezondheid. Het is niet ondenkbaar, dat hij medeslachtoffer is geweest van de gevolgen van de moeraskoorts na de watersnoodramp van februari 1825. Op 26 september 1826 sterft hij al op 50 jarige leeftijd. (SCO 4170) Het huis aan de Nieuwburen heeft rond de jaren dertig van de 19e eeuw het huisnummer 119 en houdt dat zelfs tot het jaar 1879. Ook de volgende Gorter - in dit geval opnieuw Sjoerd Wigles Gorter (geb. 1812) genoemd - mag zich tot 1871 eigenaar noemen van het pand. Hij maakt een carrière als gemeente-ontvanger van Schoterland.
In het particulier archief van de familie wordt melding gemaakt van een acte van scheiding van huwelijksche goederen, waarvan de ‘huizinge no. 119 met vrije stede, erf en tuin aan de Nieuwburen te Heerenveen, kad. gem. Heerenveen, sectie A., no. 980, groot 2 are 30 centiare.’ onderdeel uitmaakt. Rond 1900 is hoofdbewoner Hendrik Jan Barend Biekart, (gymnastiek)-leraar R.H.B.S (bevolkingsregister onder huisno. 191). In adresboeken van 1938 tot en met 1966 staat Nieuwburen 10 op naam van R. van Dijk, aannemer-timmerman en na diens verscheiden op die van zijn weduwe G. van Dijk-Post. In 1997 is het pand nog in gebruik bij de gemeentelijke sociale dienst. Wanneer we nu Google raadplegen vertelt deze ons, dat het aanzien van het huidige pand is ontstaan in 1880. Aangezien gemeenteontvanger Sjoerd Wigles Gorter pas in het pand no. 191 overlijdt op 16 januari 1891, mogen we aannemen dat hij de verbouwing tot stand heeft laten brengen. Eerder genoemde Biekart heeft - na een korte periode van inwoning bij de familie Gorter en na het vertrek van de weduwe Gorter en haar kinderen - de bewoning overgenomen. Pas op 3 november 1911 vertrekt Biekart naar Nijehaske, nadat kort daarvoor het huis is hernummerd naar Nieuwburen 180.
Het verhaal over de Nieuwburen mag beslist niet compleet worden genoemd als daarin niet het verhaal voorkomt van de notaris - aanvankelijk koninklijk en later keizerlijk notaris - Wesselius Balster Kool, die door zijn studie in Delft kennis krijgt aan Jacoba Cornelia van Schuijlenburgh. Zij laat zich met attestatie uit Amsterdam inschrijven als lidmaat bij de kerk van Oudeschoot op 15 februari 1807, waarna ze met hem trouwt op 24 september 1807 te Oudeschoot. Interessant is het te weten, dat zij vanaf februari tot haar huwelijk in september heeft gelogeerd op Huize Veenwijk onder Oudeschoot bij de familie Epke Roos van Bienema. (bron: L.C. 9-9-1807)
Wessel Balster Kool is geboortig uit Wolvega als tweede zoon van Balster Willems Kool en Trijntje Wessels Heerens. (DTB 777). Op 25 september 1784 kwam hij ter wereld. Het moet een helder baasje zijn geweest, want op 24 oktober 1806 meldt de Leeuwarder Courant, dat de Minister van Financiën van Zijne Majesteit de Koning van Holland - Lodewijk Napoleon - hem benoemd tot Commissaris van het Werk der Verponding der Beschrevene Middelen te Heerenveen. Hij is dan nog slechts 21 jaar. Eerder - al op 27 december 1805 - heeft het Departementaal Bestuur van Vriesland hem - zich inmiddels noemende Wesselius Balster Kool - toestemming verleend om op te treden als notaris en de eed daarvoor afgelegd bij de president van dat bestuur. Volgens A. Taconis heeft hij zich toen eerst gevestigd op de Fok. Dezelfde Taconis heeft in het advertentieblad ‘De Schakel’ van november 1956 uit de rechterlijke archieven verteld van een inbraak in het huis van de notaris op 26 november 1807 door winkelier Hans Jarings. Diens dochter is dienstbode bij Kool en zodoende wist Hans Jarings wat er te halen viel. Wat hij niet wist was dat een andere dienstbode samen met een schipper in opdracht juist die spullen uit dat huis had gehaald. De executeur en zijn adsistent Johannes Vuur posten die avond in het huis en tegen half drie ‘s nachts zien ze kans dronken Hans Jarings te overrompelen. Uiteindelijk krijgt Hans Jarings in de kanselarij door het Hof van Friesland een straf opgelegd van drie jaar verbanning uit Friesland. Dat alleen al voor ‘poging tot diefstal’ !!!
In maart 1808 koopt - volgens het Proclamatieboek van Schoterland - Kool het huis op de Nieuwburen van Petrus Eekma, J.U.D. en advocaat bij het Hof van Friesland, ondanks protesten van zowel Epke Roos van Bienema als van Jetse Gerbens Brouwer. Beide protesten, gebaseerd op geldelijke vorderingen, worden evenwel afgewezen en voor 18.000 carolus guldens krijgt Kool “fiat consent”. Datzelfde jaar - na de zoveelste administratieve omwenteling - blijkt hij ‘amanuensis’ (de rechterhand) te zijn van de onderprefect Tinco Martinus Lycklama, wonend in Oldeboorn. Samen houden ze evenwel ‘bureau’ op het Achterom te Schoterland "in de huisinge, gemerkt met No. 245".
Verfraait Wessel Balster Kool in eerste instantie zijn voornaam met de latijnse uitgang -ius tot ‘Wesselius’, in de Leeuwarder Courant van 12 mei 1813 heeft hij zijn achternaam uitgebreid en verdubbeld met de familienaam van zijn moeder “Heerens” en laat hij zich “Kool van Heerens” noemen. Voor zijn secretarisfunctie heeft hij op 25 april 1813 dan al met het ‘wapenstempel’ van zijn echtgenote de ‘Inschrijvingslijst voor de Nationale Garde (20-40 jarigen)’ (SCO 172) in was gezegeld.
De notaris en mevrouw stichten een groot gezin van 8 kinderen, waarvan er bij de dood van vader Wesselius Balster Kool van Heerens op 1 maart 1827 nog een zestal in leven is en eentje postuum wordt geboren op 27 april 1827. De weduwe en haar kinderen blijven er wonen, tot ze besluiten notaris Arjen Binnerts opdracht te geven voor een ‘Zeer belangrijke Verkooping’. Dan is het inmiddels 21 januari 1841 en hebben ze het vooruitzicht van minstens twee dagen in februari voor de ‘publieke verkooping van alle de Vastigheden in eigendom aan mej. de Wed. en Erven van wijlen de Heer W.B. Kool van Heerens, in leven secretaris te Heerenveen’. Een belangrijk object, dat wordt ingezet is het grote Heerenhuis met no. 115 met een beste vruchtdragende tuin voorzien van circa 100 ‘exquise’ fijne vruchtbomen, bloemen en heesters. In de tuin staat een afzonderlijk turfhok met stalling voor twee paarden en een hooizolder. Het huis heeft beneden twee grote, fraai behangen voorkamers en een sierlijke achter-of tuinkamer. Verder een gang met marmeren vloer, een ruime keuken met twee koperen pompen en een regenwatersbak, maar ook fornuizen. Voor het kantoor is er een afzonderlijke ingang. Tenslotte een ruime kelder met twee ramen, twee secreten (toiletten), boven een logeerkamer aan de straat en over het hele huis een ruime zolder. Bij het kadaster is het geheel bekend als Heerenveen, sectie A, nrs. 166 (het huis, groot 1 roede en 87 ellen), 167 (de schuur, groot 27 ellen) en 168 (een moestuin, groot 31 roede en 50 ellen). Bijzonder is dat het verkoopboek (aanwezig in het museum Heerenveen) ook rept van het toponiem ‘Lijnbaansingel’, die in het verlengde ligt van de steeg langs het pand richting Oranjewoud en later ook wel ‘Koolsingel’ (ja, ja) wordt genoemd, maar pas ná de verlengde aanleg in 1902 door koopman-vervener Geert Korf de grootste bekendheid als ‘vrijerslaantje’ kreeg onder de naam ‘Korfsingel’. Ab Taconis, bekend Heerenveens sneuper, vertelt in zijn artikel in het Nieuwsblad van Friesland van 4 februari 1949, dat Kool van Heerens het recht van vrije opslag op de Lijnbaansingel “echter voor niet langer dan twee maal vier en twintig uur” heeft gehad. In de periode 1870-1875 moet er door een touwslager nog gebruik zijn gemaakt van deze lijnbaan. In 1830 blijkt die singel - kad. nr. A-171 - overigens het bezit van de wed. Menno Coehoorn van Scheltinga.
De koper, die al dit fraais heeft ‘gemijnd’, blijkt uit de aantekeningen in De Veenbrief van maart 1990, welke Katrinus Hoornveld heeft gemaakt uit het verkoopboek. Lollius Adema, officier van justitie, is uiteindelijk in 1841 na drie verhogingen tot een totaal van fl.1300 eigenaar geworden voor 8366 gulden. De enorme waardedaling na de aankoop door Kool van Heerens in 1807, toen hij er 18000,- carolus guldens voor betaalde, is duidelijk.
In de repertoires van notaris Gauke Peeting hebben we al eerder een aanwijzing gevonden van de nieuwe eigenaar. Mevrouw (en tante) Martha Kinnema van Bienema, weduwe van Jan Kymmell te Leeuwarden heeft van begin december 1845 namelijk een volmacht van mr. Lollius Adema te Heerenveen, dat zij in opdracht het heerenhuis nr. 115 mag verkopen. Op 27 december 1845 passeert dezelfde Peeting inderdaad de finale verkoopacte van het huis met tuin en schuur aan jhr. Daniël Engelen te Oranjewoud voor 7236 gulden. Het pand wordt verhuurd in de periode, dat Adema eigenaar is. De ‘Staten van de Loop der Bevolking’ geven voldoende aanknopingspunten om vast te stellen, dat van 1843 tot en met 1845 als huurder optreedt de huisarts Jan Houwink, die op 1 januari 1845 overlijdt maar zijn weduwe Sara Susanna Adema blijft er wonen. Inderdaad, een dochter van Lollius Adema, de eigenaar !
Als volgende huurder vinden we de collega-arts Frederik Bening (officieel Johann Wilhelm Friedrich Bening), die dus als huurbaas jhr. Daniël Engelen krijgt. Zijn echtgenote Anna Elisabeth Helena Wichers vraagt op 27 september 1847 voor drie jaar vrijstelling aan voor vergroting of uitbreiding van het woonhuis (SCO 1633). Zij blijven daar in ieder geval - volgens de zelfde Staten van de Loop der Bevolking - wonen tot ruim in de jaren zestig, want op 9 april 1866 overlijdt de heer Bening aldaar. Enkele maanden later staat in de Leeuwarder Courant (3 aug. 1866) een advertentie waarbij Mevr. de Wed. Bening haar dubbele heerenhuis op de ‘Nieuwe Burengracht’ te koop aanbiedt ‘door verandering van woonplaats’. Notaris A.R. van Voorst mag bij de Mejufvrouw de Wed. Jorissen op 9 augustus
publiek veilen.
Voor het vervolg van de bewoning hanteren we even de telegramstijl van zakelijke gegevens: periode, naam en beroep bewoner c.a., volgens opgave van - opnieuw - Ab Taconis: 1866-1868 Jelte Nederhoed, chr. afgescheiden gereformeerd predikant; 1868-1890, Otto Luites de Boer, koopman; 1890-1902, J.C. van den Berg, leeraar R.H.B.S.; 1902-1922, Hoito Godert Dornseiffen (en weduwe), doopsgezind predikant; 1922-1934, Bonne Wisman, brandstoffenhandelaar. Vanaf 12 mei 1934 wordt het huis volgens de woningkaart in twee gedeelten - en mogelijk gedurende een aantal jaren in drie gedeelten, ook boven - bewoond. Hoofdbewoner blijft Bonne Wisman, geassisteerd door huishoudsters, tot september 1962. In het achterste deel van het pand zijn dat achtereenvolgens Jan Dijksma, arbeider, 1934-1937; Roelof Westerveld, chauffeur, 1937-1937; Jan Dijksma, veehouder, 1938-1957; Jan Wakker, los werkman, 1957-1958; Roelof van Dijk, timmerman, 1958-1964.
Bronnen voor de periode 1964 tot heden zijn minder beschikbaar. De Woningkaart meldt eind 1964 nog wel ‘thans Gem. Sociale Dienst’, de Gemeentegids van 1978/79 geeft voor Nieuwburen 10 en 12 de ‘Gemeentelijke Sociale Dienst’ en de Gemeentegids van 1985/1986 en ook latere exemplaren melden als gebruiker ‘Gezinszorg Schoterwerven”. Ook is bekend, dat in 1997 er gevestigd is Strategiedesign Noord-West, en thans is op nummer 12 het onderdeel ‘ClickQ’ van de eerder genoemde ‘Crossmedia Communicatiegroep (CMCG)’ de gebruiker.
Alle genoemde personen en instellingen hebben ongetwijfeld hun sporen nagelaten in de gemeentelijke archieven en meestal om zeer verschillende redenen.
Over het toponiem Nieuwburen tenslotte nog de volgende opmerkingen. Er valt daarvan alleen te vermelden een aantal vondsten met klankverwantschap, maar niets over het eerste ontstaan van de naam. Bij een lijst van de Ned. Hervormden uit 1739 worden de lidmaten langs de Compagnonsvaart aangeduid als “Na booven opt Dieps-wal aen beide zijde”. Dat wijst er op dat dan het gebruik van Nieuw-en Heideburen nog niet in de Heerenveense taal is opgenomen. Dat is al wel het geval op 14 juli 1745. Dan vraagt in het Wypke Jans, schipper op ‘t Heerenveen in het proclamatieboek (1742-1751, fol. 92verso) consent op de koop van ‘zeekere huyzinge en hovinge’ op de zgn. “Nijeburen” door hemzelf bewoond...... en waarvan IJsbrand Willems, schipper te Langweer, de verkoper is. In een verkoopadvertentie in de Leeuwarder Courant van 25 januari 1783 valt dan voor het eerst de term “Nieuwbuuren”, weliswaar met twee ‘u’-s , maar ..... Vervolgens in een lidmatenlijst van 1789 van de doopsgezinden (DTB 610), waar de “Domeny Jan Kalker en syn vrouw Jantie” destijds wonen, wordt de ‘Nubueren’ genoemd. Dezelfde soort lijst van 1791 geeft als naam “Op de Nuwe Buren” met 10 namen van Lidmaten.
Dezelfde Leeuwarder Courant, maar nu het exemplaar van 15 februari 1811, annonceert een publieke verkoop door notaris W.B. Kool van een welbezeild Tjalkschip, “liggende voor de huizinge van opgemelde notaris aan de Nieuweburen op het Heerenveen”.
2015, juni 14 - wibbo westerdijk - hip-backup